Gebiedbeschrijving

Natuur - en recreatiegebied Kardinge ligt aan de noordoostzijde van de stad Groningen. De bodem in het gebied van Kardinge is ontstaan door afzettingen van de zee en de rivier de Hunze en is een deel van een uitgestrekt kleigebied. Plaatselijk is het humusgehalte relatief hoog door veenvorming in het verleden. In het gebied lopen enkele noord-zuid gerichte lageruggen. Het zijn smalle kwelder/oeverwalachtige vlakten. Het dorp Noorddijk is op zo'n rug gevestigd. Het gebied is in het verleden weinig beïnvloed door overstromingen omdat het vrij hoog lag. Na het in cultuur brengen van de gronden is het gebied ingeklonken. Omstreeks 1200 nam de bevolking toe, waarbij grote gebieden verkaveld werden. De verkaveling van het gebied is een fraai voorbeeld van een strokenverkaveling en heeft een opstrekkend karakter. De voor de ontginning belangrijke waterafvoerroutes zijn nog aanwezig in het gebied, namelijk de Kardingermaar en de Zuidwending. In 1989 is begonnen met de ontwikkeling van het recreatiegebied Kardinge

Kardinge is een jong natuurgebied van 235 ha met bossen, moerassen en graslanden. Het beheer is in 2004 door Natuurmonumenten van de gemeente Groningen overgenomen. Kardinge is een van de landelijke Natuur bij de Stad-projecten van Natuurmonumenten. Dit beleid is ontwikkeld om door realisatie van aantrekkelijke natuurgebieden bij grote steden de drempel om natuur te beleven verlagen, de mobiliteitsdrang af te remmen en het draagvlak voor natuurbescherming te vergroten.

Kardinge behoort tot het landschapstype zeekleigebied en de beheersstrategie is cultuurlandschap. Er wordt gestreefd naar een afwisseling van reliëfrijke open bloemrijke graslanden met plaatselijk ruigten, moerassen en verdichtingen, bomenlanen en slootpatronen. In het noorden van het gebied domineert het bos.
In de winter worden de wateren in het gebied veelvuldig gebruikt door allerlei wintergasten die ondanks de hoge recreatiedruk pleisteren in het gebied.

Graslanden

De doelstelling van de graslanden in Kardinge is in tweeën te delen. Namelijk kleinschalig beheerde bloemrijke graslanden en de open kern van het gebied (die overigens niet in eigendom zijn) met matig grootschalige graslanden met soortdoelen zoals Grutto en Tureluur. Over het algemeen zijn de graslanden vrij soortenarm. De bossen hebben als functie natuur, recreatie en CO2 vastlegging. De doelstelling is het bevorderen van spontane ontwikkelingen. Het beheer van de tot nu toe jonge bossen heeft tot nu toe bestaan uit niets doen en uit bosrandbeheer. Door een kleinschalig beheer met vrijwilligers worden de bosranden verbeterd.

Moeras

De doelstelling van de moerassen zijn dat ze als een samenhangend geheel moeten worden beheerd. Rondom de molen moet het moeras open blijven ivm de windvang, de andere moerassen mogen voor bijna de helft bestaan uit struweel. De moerassen moeten minimaal 30% water bevatten, behalve het moeras bij de molen, hier moet 20% water aanwezig zijn.
De afgelopen jaren is er door vrijwilligers veel werk verzet in het verwijderen van opslag. Al na een jaar werd duidelijk dat de opslag plaatselijk niet te stuiten is. Er is dan ook besloten om op een aantal plekken het moeras te laten verbossen.

Recreatie

In het provinciale omgevingsplan heeft het gebied de functie recreatie. Natuurmonumenten heeft het gebied aangekocht om de volgende redenen:

Het is gewenst dat het gebied geschikt blijft voor wintergasten en doortrekkende vogels. Tevens fungeert het extensieve deel als rustgebied voor zoogdieren zoals reeën. Het parkachtige landschap is van belang voor vleermuizen.